Geofictie Wiki
Advertisement
Langheul fram Nómeune

Panorama van de binnenstad

Langheul is de hoofdstad van Issel en provinciehoofdstad van Wiedsoage. Het is de grootste stad van het land en veruit het belangrijkste culturele, bancaire en politieke centrum. In de stad zelf wonen 830.000 mensen. Met voorsteden zou de hoofdstad op meer dan een miljoen inwoners uitkomen.

De Isselse hoofdstad heeft een bezienswaardig centrum met verschillende belangrijke monumenten. De stad trekt meer internationale toeristen dan alle andere Isselse steden bij elkaar. De stad heeft hierdoor een internationale sfeer, maar is tegelijk het centrum van de Isselse cultuur.

Geschiedenis[]

Sint-Agor

Interieur van de Sint-Agorkathedraal

In 1152 werd door de Isselse koning besloten dat het land een hoofdstad zou krijgen met de naam Langheul, "beschermplaats van het land". Verschillende steden waren in de competitie voor deze titel, maar om niet een van deze bestaande machtscentra te bevoordelen, koos de koning voor een bloeiend marktplaatsje op Wiedsoage. Het plaatsje beschikte over een haven en er was bovendien een voorname abdij gevestigd, die toen al een van de machtigste van Issel was.

Na de vijftiende eeuw kwam Langheul tot grote bloei en werd de stad steeds opnieuw uitgebreid. In 1697 legde een stadsbrand een groot deel van de toenmalige stad in de as. Dit deel van de stad werd in weelderige stijl herbouwd en zou ook plaats bieden aan een groot koninklijk paleis, dat tot op de dag van vandaag het lagere deel van de binnenstad domineert.

De gouden eeuw van Langheul is echter de 19e eeuw geweest. Als hoofdstad van de jonge natie kon de stad zich in razend tempo ontwikkelingen tot politiek, industrieel, cultureel en financieel centrum. In het centrum werd de ambitieuze St. Agorkathedraal gebouwd, er kwamen spoorwegen, en voorname buitenwijken deden de stad sterk in omvang toenemen.

In de Tweede Wereldoorlog werd Langheul door de Duitsers gebombardeerd. Bij deze bombardementen kwamen honderden burgers om het leven en werd een deel van de binnenstad verwoest. Na de oorlog werd de binnenstad in passende stijl herbouwd en werd de verwoeste Komtjurk voorbeeldig gerestaureerd.

In de tweede helft van de twintigste eeuw breidde de stad steeds verder en verder uit en werd een metronetwerk in gebruik genomen dat de voorsteden met het centrum verbindt. Buiten de stad lag een vliegveld, dat echter al gauw uit z'n krachten groeide. In de jaren zeventig kwam de moderne luchthaven Noloage gereed.

Stadsbeeld[]

LH03

Rond de oude vesten

Langheul beschikt nog altijd over een fraaie historische binnenstad. Dwars door de stad loopt de Peiwei, een brede straat die in de 19e eeuw ontstond door de overkluizing van de Nora. De Peiwei verbindt de oude haven - thans een haven voor de bruine vloot - met de rest van de stad, en verdeelt de stad in verschillende buurten. De onderscheiden buurten in het centrum hebben elk hun eigen karakter en zijn ieder voor zich een bezoek waard.

Abdijbuurt[]

De buurt rond de abdij (Ebdyjarburin) is nog grotendeels 16e eeuws en staat bekend om de vele smalle straatjes met galeries, cafés en restaurants. De buurt ligt op een heuvel, en de straten kennen dan ook opvallende hoogteverschillen. Voor toeristen is de abdijbuurt zeer aantrekkelijk, omdat ze van alle buurten het minst is gemoderniseerd. Rond de Grúnmarkt zijn diverse gezellige terrassen.


LH05

Slingerende straten en hoge gevels in de Abdijbuurt

  • De grote Abdij Onze-Lieve-Vrouwe aan de Nora wordt nog altijd bewoond door cisterciënzer monniken, maar grote delen van het historische complex zijn geopend voor het publiek. De abdij stond aan de wieg van Langheul en heeft een grote invloed op de ontwikkeling van de stad gehad. De oudste delen van het gebouw dateren nog uit de middeleeuwen, maar door de eeuwen heen is de abdij steeds uitgebreid en verbouwd, zodat het complex een goed inzicht in de geschiedenis van de Isselse bouwkunst geeft.
  • De laatgotische St. Jónstjurk staat dichtbij de Grúnmarkt, omsloten door 16e eeuwse huizen en smalle straatjes. De kerk heeft een vrij sober uiterlijk en een hoge toren met zadeldak. In de kerk bevinden zich onder meer een anoniem drieluik dat ooit in de abdijkerk heeft gehangen en een bijzonder weelderig doopvont uit de 19e eeuw.
  • De kleine St.Niklastjepl is een van de fraaiste gotische gebouwen in de binnenstad. Verstopt tussen smalle straatjes wijst de op Franse voorbeelden geïnspireerde gotische architectuur recht naar de hemel. Van binnen is de kapel sober, omdat ze na de reformatie door de doopsgezinden in gebruik is genomen.


L33

Het oude raadhuisje

  • De Nationale Bibliotheek staat aan de Peiwei en heeft een brede straatgevel in een 19e eeuwse neo-barokke stijl. In het gebouw bevindt zich een grote collectie van zowel oude als moderne Isselse boeken. Enkele bijzondere werken zijn museaal opgesteld. Het gebouw is gratis toegankelijk.
  • In het centrum van de abdijbuurt bevindt zich nog het Alte Tonshús, het oude raadhuis van de buurt. Het gebouw staat aan een verstild pleintje, ongeveer op het hoogstepunt van de Abdijbuurt, en is door een overwelfd steegje met de Grúnmarkt verbonden. Het gebouw is zestiende-eeuws en sober uitgevoerd. Het interieur is aardig; het gebouw is voor publiek toegankelijk.
  • Tegen de Westerkade staan verschillende oude pakhuizen, die na een periode van verval nu zijn opgeknapt en onderdak bieden aan winkels en woningen. Het hoge pand met de naam Entlúk werd gebruikt voor de opslag van sterke dranken, wat aan de koddige beeldjes op de gevel nog te zien is: ze beelden dronken zeelui uit.


DE 390

Het Seawpalasse en de drukke Palassestreat

  • Ten westen van de abdij bevindt zich de kleine Norajeard, het Norapark: hier loopt het riviertje dat de stad hielp ontstaan nog bovengronds, in een herstelde natuurlijke omgeving - de grote brouwerij die op deze plek ooit stond, Hám, is verplaatst naar een locatie buiten het centrum en na sloop en sanering werd de oude grond ingericht als klein stadspark.

Noorderkade[]

DE 348

Zicht vanuit de paleistuin richting de Komtjurk

De buurten rond de oude haven zijn heel wisselend van stijl: hoge, sobere pakhuizen aan de ene kant, weelderige barokgevels aan de andere kant. De noordelijke kade wordt gedomineerd door de barokke koepel van de Komtjurk en het grote koninklijk paleis (Seawpalasse). De buurt Noorderkade, die zich nog verder heuvelop uitstrekt, is vanouds een van de rijkste van de stad. Na de verwoestende stadsbrand in 1697 werd de wijk volgens een duidelijk ontwerp heringericht, met centraal de koepelkerk en met rechte zichtlijnen naar het Seawpalasse. De plattegrond van de buurt is tot op heden onveranderd, maar de grote oorlogsschade uit de jaren 40-45 heeft veel van de oude charme weggenomen. Het autoverkeer deed de rest.

  • De 17e eeuwse Komtjurk werd in de oorlog verwoest, maar is geheel herbouwd. De koepelkerk is in Issel de grootste in haar soort. Hoewel de Komtjurk voor de protestantse eredienst is bedoeld oogt het interieur allesbehalve sober: de kerk is kleurrijk en fraai versierd met abstracte mozaïeken.
  • Het grote Seawpalasse is het belangrijkste koninklijke paleis van de stad. Het gebouw dateert uit de 18e eeuw en is in een zware, laat-barokke stijl opgezet. De zuidelijke invloeden zijn duidelijk zichtbaar en geven dit deel van Langheul een internationale allure. Een aantal vertrekken in het paleis zijn met een rondleiding te bezichtigen, maar het wordt nog altijd door de koninklijke familie gebruikt. De schitterende tuinen zijn wel grotendeels toegankelijk en functioneren als rustig stadspark.


VK 195

Trappetje in de Seurstêd

  • Het fraaie Hefabidlin (Havengebouw) staat deels in het water, langs de Noorderkade. In het torentje bevindt zich behalve het opvallende uurwerk een klok die vanouds niet de uren slaat, maar een verandering van windrichting. Bij één slag verandert de wind in westelijke richting, bij dubbelslag in oostelijke richting. In de 20e eeuw werd de klok steeds minder bespeeld, maar recentelijk is ze aangesloten op het Issels meteorologisch instituut en wordt elke significante verandering van wind aan de Langheulers bekend gemaakt.

Seurstêd[]

De Seurstêd, aan de zuidelijke oever, is vanouds de ruigste buurt van het centrum met ook nu nog bordelen en obscure cafés, maar daarnaast steeds meer hippe disco's en vooral rond Nyjrbó (een verdwenen oude stadspoort) veel theaters en concertpodia. In de buurt staan nog vele historische pakhuizen overeind. De straatjes zijn vaak smal en gaan bergop en bergaf. 's Nachts kan het in bepaalde delen van de Seurstêd onveilig zijn, maar overdag heerst er een gemoedelijke sfeer.

  • De Tjurk af den Róe, midden in Seurstêd, is een streng, sober gebouw met een lage toren en een vierkant grondplan. Ze is een van de oudste protestantse kerken van Issel en geeft inzicht in de ideeën over kerkarchitectuur van de vroege Islar Tjurk. Centraal het spreekgestoelte, de stoelen er in kruisopstelling omheen, en een kaal, zakelijk interieur. Uiteindelijk zou de protestantse kerkarchitectuur in een andere, minder steile richting evolueren, maar deze parochiekerk bleef zoals ze was.


Joadsk Earhó

De joodse begraafplaats

  • De moderne regeringsgebouwen tussen Seurstêd en het Súdpalasse, gelegen in de Tjomped Nyhefa (een gedempte haven), contrasteren nogal met de oude binnenstad. Het vele glas symboliseert de openheid van de democratie. Het complex doet in vormgeving echter eerder denken aan een afgesloten burcht. De debatten in het parlement zijn voor publiek toegankelijk.

Joodse buurt[]

Indenjoadtjurk

Interieur van de Hoofdsynagoge

De joodse buurt ligt noordelijk van de Peiwei en bestaat uit enkele smalle, omhoog kronkelende straatjes. In deze buurt wonen nog steeds veel joden, maar dat valt nauwelijks op: het orthodoxe jodendom is in Issel eerder klein, de meeste joden, ook zij die in de joodse buurt wonen, zijn liberaal-joods en kleden zich niet anders dan de andere Isselaars. Wel vallen de joodse restaurants op en is het er op zaterdagen heel stil en ook donker - tijdens de sabbat mogen geen lichten ontstoken dan wel gedoofd worden, dus de straatlantaarns blijven uit.

  • De Hoofdsynagoge aan de rand van de Joodse buurt is een sober, hoog gebouw zonder versieringen. Het interieur dateert grotendeels nog uit de 17e eeuw. Bij het complex hoort ook een kleine tuin die toegang geeft tot het Joodse kerkhof, dat vanaf de straat niet zichtbaar is.
  • Het Joodse kerkhof trekt steeds meer toeristen, ook al is het vrij klein. Vanaf de straat is niets van dit kerkhof te zien, maar verschillende smalle steegjes leiden naar de stille oase die de begraafplaats is.


LH02

Binnenkoer van de oude Mienuniwersitet

Raadhuisbuurt[]

De drukste buurt van Langheul is overdag de raadhuisbuurt, met het markante raadhuis, de Maryetjurk en de fraai bewaarde stadspoort. De grote winkelstraten bevinden zich in de 19e eeuwse buurt tussen het station en de raadhuisbuurt: hier zijn alle grote nationale en internationale ketens vertegenwoordigd. Met name rond het raadhuis zijn er in de zomer veel drukke terrassen, maar ook elders is het straatleven hier gezellig.


BD 833

Terrassen bij de Maryetjurk

  • De oude Maryetjurk is de belangrijkste parochiekerk van de stad en fungeerde bij de instelling van het bisdom Langheul in 1808 een tijdlang als kathedraal, tot de St. Agor gereedkwam. Het gebouw is een merkwaardige mengelmoes van allerlei bouwstijlen. De kerk is grotendeels in de vijftiende en zestiende eeuw gebouwd, maar in de gevel bevinden zich, behalve de resten van een oudere kerk, ook muurdelen van oudere versterkte bijgebouwen die eerder Romaans ogen. Het interieur is donker en rijk aan muurschilderingen.
  • Het Nuw Tonshús (Nieuwe Raadhuis) is een opvallend renaissancistisch gebouw dat in de 19e eeuw werd verfraaid en werd voorzien van de karakteristieke toren. In de toren is een carillon geplaatst dat in de hele binnenstad hoorbaar is. Het raadhuis is sinds de bouw van een modern stadhuis buiten het centrum niet meer als zodanig in gebruik, maar wordt nog wel gebruikt voor bruiloften en bepaalde ontvangsten. Het is toegankelijk voor het publiek.
  • De oude Mienuniwersitet met de mooie binnenkoer is tegenwoordig in gebruik als congrescentrum. Overdag is het gebouw voor bezoekers toegankelijk. Vooral het trappenhuis en de portrettengalerij zijn bezienswaardig.


Riesrad foar den st

De St. Agor tijdens de stadskermis

  • De oude stadspoort Nordbó aan de noordkant van het Raadhuisplein staat nog altijd overeind. De stadswal zelf is verdwenen, maar een groenstrook herinnert er nog aan; rond de oude veste staan fraaie herenhuizen.
  • In het 19e eeuwse winkelgebied valt de grote Passagin op, een overdekte winkelgalerij naar Brussels en Parijs' voorbeeld. In de galerij bevinden zich dure kledingwinkels, maar ook - eveneens dure - souvenirswinkels.
  • De neogotische St. Agorkathedraal staat aan de rand van de historische stad, dichtbij het station en aan de Peiwei. Ten oosten van de kathedraal is een klein stadspark; hier komt de Nora de stad binnen (waar ze direct wordt overkluist). De kathedraal zelf is een typisch neogotisch bouwwerk, pronkerig, trots, en vooral hoog. De skyline van de binnenstad wordt door de kathedraal gedomineerd.

De buitenwijken om het centrum zijn over het algemeen groen en ruim opgezet. Bezienswaardig zijn de andere drie koninklijke paleizen en de brede lanen in Westerleaw. Aan de westkust ligt nog het oude stadje Boffeton, al eeuwen een toevluchtsoord voor welgestelde Langheulers.

Musea[]

Langheul is rijk aan grote en kleine musea. Enkele bekende musea:

  • Het Nationaal museum, gevestigd in een classicistisch bouwwerk aan de Peiwei, biedt een overzicht van de Isselse geschiedenis. De collectie bestaat zowel uit historische gebruiksvoorwerpen als uit kunstwerken en maquettes. Vooral de collectie religieuze kunst is waardevol.
DE 094

Theater aan de Agora

  • Het Hularhámmusejin bevindt zich in een fraai laat-middeleeuws herenhuis in de Abdijbuurt. Dit aangename museum staat vol met allerhande bijzondere voorwerpen die niet noodzakelijk met elkaar in verband te brengen zijn, maar wel iets met de geschiedenis van Langheul te maken hebben. Van lang niet alle voorwerpen is een uitleg beschikbaar, maar dat mag de pret niet drukken: het geheel straalt genoeg sfeer uit om de bezoeker zeker een paar uur te amuseren.
  • Het Museum voor Eigentijdse Kunst in de wijk Westerleaw is gevestigd in een oud paleisachtig gebouw en heeft een grote tuin die nogal abrupt grenst aan de spoorbaan. In het museum treft de bezoeker een afgewogen, geordende collectie van eigentijdse kunstwerken, met een nadruk op Isselse kunstenaars en een lichte voorkeur voor provocerende werken.
  • De Stadsdierentuin in de tuinen van het Súdpalasse is het enige Isselse voorbeeld van een 19e eeuwse stadsdierentuin. De leefomstandigheden van de dieren zijn de laatste jaren fors verbeterd en de dierentuin heeft nu een ruime, rustige opzet. De aquaria zijn het architectonische hoogtepunt. Voor de meeste bezoekers blijken de doodshoofdaapjes echter interessanter.
  • Het Orgelmuseum heeft een verzameling dansorgels die in vroeger tijden dienden als voorhistorische jukebox. In het museum zijn ook enkele jukeboxen opgesteld, en er is ook aandacht voor andere caféinstrumenten, maar de grote en vooral luide orgels zijn het hoofdonderwerp. Behalve veel oude instrumenten staat er ook een tap en kunnen gasten hier gezellig borrelen en dansen, het als vroeger.

Verkeer en vervoer[]

Auto[]

De Langheulse binnenstad is niet autovrij, maar alleen de bredere straten zijn toegankelijk voor doorgaand verkeer en parkeren is duur. Wel zijn er kort buiten het centrum parkeergarages te vinden. De buitenwijken zijn goed met de auto te bereiken. Door de Langheulse agglomeratie loopt de L1, een drukke autosnelweg, die hier hetzelfde tracé volgt als de aparte stadssnelweg L1-H. De weg heeft tien rijstroken: de middelste zes (2x3) zijn voor de L1 en maken maar twee keer verbinding met de buitenste rijstroken (2x2), die de L1-H vormen en juist veel op- en afritten kennen. Voordeel van dit systeem is dat het doorgaande verkeer over de L1 nauwelijks hinder heeft van het drukke en vaak verstopte stadsverkeer van de hoofdstad.

Trein[]

Met het openbaar vervoer is Langheul vrij efficiënt ontsloten. Er zijn twee grote treinstations, Langheul Inhêm (bij de oude stad) en Langheul Ourhajste. Dit laatste is het beste aangesloten op metro, tram en bus, maar voor toeristen is het eerste meestal gemakkelijker omdat het pal tegen de oude stad ligt. Het grote plein voor het station is het decor voor een levendige dagmarkt en de winkelstraten komen hier op uit. In het zuiden van de stad ligt de halte Langheul-Deilin, in het noorden is er het station Langheul-Nord.

LH tram

Groen-witte trams, in de kleuren van de Isselse vlag

Tram, metro en bus[]

In de binnenstad rijden trage maar karakteristieke trams. De buitenwijken zijn behalve met de bus ook met de metro ontsloten. De Langheulse metro is modern en heeft in de historische binnenstad één tunnel met stations bij Nyjrbó, Heirinar Bidlin (de regeringsgebouwen), Seawpalasse en het station Langheul Inhêm; buiten het centrum zijn er meer tunnels en ook bovengrondse tracés. Anders dan de tram rijdt de metro in de weekenden ook 's nachts. Dan rijden er ook nachtbussen.

Fiets[]

Langheul is een fietsvriendelijke stad. In het centrum zijn veel straten niet voor auto's maar wel voor fietsers toegankelijk, en langs de drukkere wegen in de stad zijn vaak aparte, veilige fietsstroken voorzien. De Langheulse fietsers zijn aan het chaotische verkeer in de stad gewend en slingeren er moeiteloos tussendoor, vreemd genoeg zonder grote ongelukken te veroorzaken. Voor toeristen is het mogelijk fietsen te huren.

Dialect[]

De Langheulers hebben een vrij typisch dialect dat afwijkt van de andere dialecten van Wiedsoage. Als heel typisch geldt de Langheulse neiging om normaal stemloze klanken stemhebbend uit te spreken. Verder spreken de Langheulers vrij lijzig en worden klanken langer en opener uitgesproken dan in de standaardtaal. Het Langheulse dialect heeft een volks imago en wordt dan ook vooral in de minder welgestelde buurten gesproken.

Advertisement