Geofictie Wiki
Advertisement

Dit artikel handelt over naamwoorden in het Kronenburgs. Bekijk hier het hoofdartikel over de grammatica van het Kronenburgs.

Lidwoorden[]

De bepaalde lidwoorden luiden voluit den (mnl.), de (vrl. en mv.), det (onz.). Voor medeklinkers luidt het mannelijke lidwoord echter ook de, terwijl de uitspraak van den voor klinkers feitelijk neerkomt op ‘n. Het onzijdige lidwoord wordt standaard uitgesproken als ‘t, maar vanwege gelijkvormigheid luidt de spelling als bovenstaande.

Het onbepaalde lidwoord wordt in alle gevallen gespeld als het hoofdtelwoord ean, maar wordt voor klinkers uitgesproken als m en voor medeklinkers als ə (sjwa).

Zelfstandige naamwoorden[]

Vorming van het meervoud[]

Het merendeel van de zelfstandige naamwoorden die eindigen op een medeklinker, vormt zijn meervoud met behulp van het suffix –en. Dit is vooral gekomen onder invloed van het Nederlands, maar de uitgang wordt ook toegepast op woorden die in het Nederlans geen –en zouden krijgen, bijvoorbeeld woorden op –el, –er, –en en –em.

  • beem 'boom', bemen
  • kirrel 'kerel', kirrelen

Woorden op een beklemtoonde klinker krijgen eveneens –en.

  • monarky 'monarchie', monarkyen
  • biro 'bureau', biroën

Een kleine groep eenlettergrepige zelfstandige naamwoorden (waarvan veel oorspronkelijk zwak waren) met in de stam een lange klinker of tweeklank, die eindigen op een medeklinker, krijgen in het meervoud de uitgang –a en verkorten de stamklinker. Feitelijk is dit een gevocaliseerde n; deze is echter authentiek Kronenburgs of door analogie verkregen op basis van authentiek Kronenburgse voorbeelden.

  • huon 'haan', honna
  • beer 'beer', berra

Een kleine groep onzijdige woorden krijgt als uitgang eveneens –a.

  • ei 'ei', eia
  • rind 'rund', rinda

Woorden op een onbeklemtoonde klinker krijgen geen uitgang; soms treedt er in de stam klankverandering op.

Er bestaat een grote groep naamwoorden met onregelmatige meervoudsvormen.

De locatief-prepositiefconstructie[]

Een naamval of aangehecht lidwoord? De Kronenburgse taalkundigen zijn het er niet over eens. De locatief-prepositiefconstructie is een eigenaardigheid die alleen voorkomt in het enkelvoud na voorzetsels van plaats/stilstand. Mannelijke en onzijdige woorden die op een medeklinker eindigen, krijgen dan het achtervoegsel -e. De constructie mag alleen gebruikt worden bij losstaande zelfstandige naamwoorden en er mag geen lidwoord bij gebruikt worden, alhoewel de constructie als geheel wel bepaling uitdrukt.

  • de tour 'de toren', eouten toure 'achter de toren'
  • it riidjered 'de fiets', op riidjeredde 'op de fiets'
  • it hus 'het huis', te huse of t'huse 'thuis', maar:
  • de kierk 'de kerk', in de kierk 'in de kerk'
  • op de riirdjeredden 'op de fietsen'

Bijvoegelijke naamwoorden[]

Predicatieve en attributieve verbuiging[]

De bijvoegelijke naamwoorden krijgen in het Kronenburgs geen uitgang wanneer zij:

  • a) predicatief gebruikt worden;
  • b) attributief gebruikt worden in het enkelvoud en in een context waarin een ander woord voorkomt dat het geslacht van het corresponderende zelfstandige naamwoord aanduidt (dit zijn meestal bepaalde lidwoorden en sommige voornaamwoorden);
  • c) gebruikt worden in combinatie met een onzijdig zelfstandig naamwoord in het enkelvoud;
  • d) op –en eindigen.

Wanneer ze attributief gebruikt worden in een context waarin geen ander woord voorkomt dat het geslacht van het corresponderende zelfstandige naamwoord aanduidt, dan krijgen ze resp. de uitgangen –e(n), –e, –. Dus:

mannelijk mannelijk vrouwlijk onzijdig meervoud
de stear man den ourgeonsteg arkibiskiop de stear freo det stear bern de steare leou
ean steare man ean ourgeonstegen arkibiskiop ean steare freo ean stear bern steare leou
de/een grote man de/een jaloerse bisschop de/een grote vrouw de/een gro(o)t(e) kind (de) grote mensen

Trappen van vergelijking[]

Trappen van vergelijking worden normaliter gevormd door –er en –st aan het bijvoegelijke naamwoord toe te voegen. Bij authentiek Kronenburgse eenlettergrepige woorden met een lange klinker of tweeklank in de stam treedt soms verkorting op. Woorden met een stam op een -r (in Oosterland en Dietzland ook woorden met een stam op -l of -n) krijgen in de vergrotende trap een -d- tussen stam en uitgang.

  • normaal – normaler – normaalst 'normaal'
  • stear – sterder – sterst 'groot'
  • lei – leier – leist 'laag'

Onregelmatige trappen van vergelijking hebben:

  • guod – better – best 'goed'
  • uon - minder - minst 'slecht'
  • lit - klener - kleenst 'klein'
  • gamel - eolder - eolst 'oud'
  • (ean bilt) - meer - meest 'veel'
  • (ean bit) - lisser - list 'weinig'

Voornaamwoorden[]

Persoonlijke, bezittelijke en wederkerende voornaamwoorden[]

onderwerp voorwerp wederkerend bezittelijk
ik (ik) mi (mij) mi(-seal) (me) mi(in), mine, miint (mijn)
do (jij) di (jou) di(-seal) (je) di(in), dine, diint (jouw)
jee (jij) jou (jou) jou(-seal) (je) jou(n), joune, jount (jouw)
hi (hij) ham (hem) ham(-seal) (zich) haas (zijn, onverbuigbaar)
si (zij) her (haar) her(-seal) (zich) herres (haar, onverbuigbaar)
it (het) (it, ham) (it) (zich) si(in), sine, siint (zijn)
wi (wij) as (ons) as(-seal) (ons) are(n), are, aar (ons, onze)
jo (jullie) jim (jullie) jim(-seal) (jullie) jimmes (jullie, onverbuigbaar)
ha (zij) han (hen/hun) han(-seal) (zich) ha(an), hane, haant (hun)

Opmerkingen:

  • Ha fungeert min of meer ook als beleefdheidsvorm. In de schrijftaal moet men het dan met een hoofdletter schrijven.
  • De do-vorm heeft voorkeur bij de meeste taalwetenschappers, alhoewel de jee-vorm in het dagelijks leven vaker gebruikt wordt.
  • Let op de Kronenburgse uitspraak van 'jou'!
  • Het achtervoegsel -seal wordt alleen gebruikt bij nadruk.
  • Het is in het Kronenburgs steeds ongebruikelijker om it als voorwerpsvorm te gebruiken, zeker voor levende wezens, ook al is het grammaticale geslacht van het woord onzijdig. Maar ook voor levenloze dingen, zoals it book 'het boek', zegt men liever ik sees ham op disse ligje 'ik zie het op de tafel liggen'.

Aanwijzende voornaamwoorden[]

Disse(n) - disse - dist 'deze', 'dit' en dee(n) - dee - dat 'die', 'dat' worden gebruikt als aanwijzende voornaamwoorden:

  • Disse dis is rond; dee dis is feoukent 'Deze tafel is rond; die tafel is vierkant'
  • Dissen arkibiskiop is ourgeonsteg; deen arkibiskiop is neit sa 'Deze aartsbisschop is jaloers; die aartsbisschop is dat niet'
  • Dist bern is dik; dat bern is tin 'Dit kind is dik; dat kind is dun'
  • Disse leou kam ut Kanada; dee leou kam ut Bhutan 'Deze mensen komen uit Canada; die mensen komen uit Butaan'

Vragende voornaamwoorden[]

Wa? 'wie?' (enkelvoud), waleou? 'wie?' (meervoud), wat? 'wat?', hekke(n)? - hekke? - hekt? 'welke?' en heower? 'wat voor een?' zijn waarlijk Kronenburgse vragende voornaamwoorden.

Bijvoegelijk gebruikt men in het algemeen eerder hekken dan heower; de laatste heeft ook enigszins een negatieve bijklank. De vraag Wa is dat? bijvoorbeeld is doorgaans erg beleefd, terwijl Heower tiip is dat? een in grote mate denigrerend effect heeft. Heower gebruik je als de eerste indruk van iets of iemand al slecht is.

Betrekkelijke voornaamwoorden[]

Dom:

  • De man dom der leap 'de man die daar loopt'
  • Det bern dom der seat 'het kind dat daar zit'
  • De leou dom der ean bank bereou 'de mensen die daar een bank beroven'

Semwa, semwaleou, semwat, smekke(n) - smekke - smekt, smeower:

  • Semwa dist leas, is halwes! 'wie dit leest is gek!'
  • Smeower waskmiddel ik ak fersiik, det plak geat der neit ut! 'welk wasmiddel ik ook probeer, de vlek gaat er niet uit!'

Ook hier is er weer de denigrerende bijklank van smeower; normaliter gebruikt men liever smekken (zie boven bij de vragende voornaamwoorden).

Voorzetsel + wa/dom:

  • De man met wa ik na de sinnema toog, was ean psigopaat! 'de man met wie ik naar de bioscoop ging, was een psychopaat!'
  • De pen met dom ik skreou, is stik 'de pen waarmee ik schrijf, is stuk'

Bepalende voornaamwoorden[]

  • seal 'zelf'
  • deselde 'dezelfde'
  • detselde 'hetzelfde'

Onbepaalde voornaamwoorden[]

Zelfstandig:

  • ommen 'iemand'
  • at 'iets'
  • nommen 'niemand'
  • neot 'niets'
  • elkenean 'iedereen'
  • alles 'alles'

Bijvoegelijk:

  • goden 'enige', 'enkele', 'een paar', 'sommige'
  • giean 'geen'
  • alle 'alle'
  • oden 'andere'
  • elk 'elk', 'ieder'
  • itlek 'ettelijk', 'menig', 'verscheidene'
  • ferskette 'verschillende'

Telwoorden[]

hoofdtelwoord rangtelwoord
1 ean feorste
2 twei oden
3 trei tride
4 feou fearde
5 fiif fiifte
6 seas seaste
7 seon seonde
8 eut euste
9 neoun neonde
10 tiin tiinde
11 ealwe ealfte
12 tuolwe tuolfte
13 tretten trettende
14 fearten feartende
15 fiiften fiiftende
16 sesten sestende
17 seotten seottende
18 eatten eattende
19 neonten neontende
20 tweonti tweonteste
21 eanentweonti eanentweonteste
22 tweientweonti tweientweonteste
30 triti triteste
40 fearti fearteste
50 fiifti fiifteste
60 sesti sesteste
70 seotti seotteste
80 eatti eatteste
90 neonti neonteste
100 hindred hinderste
101 hindred-ean hindred-feorste
177 hindred-seonenseotti hindred-seonenseotteste
200 tweihindred tweihinderste
1000 tused tusenste
Advertisement